Eigen aardigheden
Brouwerij De Pen
Van 1605 tot 1844 zijn zeven generaties van de familie Houtepen eigenaar geweest van de locatie naast de Sint Magdalenakerk aan de Kerkstraat later Hoofdstraat in Rijen. Een prima locatie voor een herberg met bierbrouwerij, omdat vroeger het hele leven zich rondom de kerk afspeelde.
Eerste generatie
Op 7 juni 1605 verkrijgt Adriaen Stoffel Adriaensen (1565-1620) een stede, bestaande uit een huis, een brouwhuis en een schuur, ter grootte van anderhalve bunder, gelegen aan de kerk te Rijen, alsmede een anderhalve bunder grote wei in de Schaechstraat, alsmede een akker, genaamd de Crommen Akker, ter grootte van een bunder (SAB V664 f164). Deze Adriaen Stoffels werd in die tijd ook wel Haultepen of Houtepen genoemd, zoals blijkt uit een akte van 26 februari 1613 waarbij een aangrenzende stede in eigendom werd overgedragen: “een stede, huysinghe, schuere, hovinghe ende erfenisse, elf loopensaet ten Rijen aen de kercke, oistwaert aen Anthonis Lenaert Huijbrechts erve, suijtwaert aen Adriaen Stoffels alias Houtepen erve, westwaert aen 'sheerenstrate ende noortwaert aan Heijliger Huijbrecht van Ghijben erve" (SAB R665 f121v).
Tweede generatie
Na zijn overlijden wordt zijn nalatenschap op 1 februari 1630 door zijn vier kinderen verdeeld, waarbij Stoffel, Peeter en Maeijken aan hun broer Thomas Adriaensen (1596-1672) hun drie/vierde onverdeeld aandeel in onder andere voormelde stede met huis, schuur, kooi en hof, gelegen bij de kerk van Rijen, in totaal vier bunders groot inclusief de Crommen Acker (SAB V666 f187). Rond 1640 zou hij een nieuwe bierbrouwerij hebben gebouwd (GAGR invnr 1158).
Uit de dorpsrekeningen van Rijen blijkt dat hij nogal eens een schadevergoeding ontvangt voor het tappen van bier, die vervolgens niet werd betaald. Zo komt er een betaling voor van f25,00 aan Thomas Adriaensen "toen in meij 1634 ene partije soldaten van Antwerpen hadde verteert om beter wille" (GAGR invnr 370). In 1663 en 1666 is er wederom sprake van wanbetaling, ditmaal door jagers van de Prins van Oranje: "Op 18 augustus 1663 tsijne huijse verteert bij de dienaren van Sijne Hoogheijt aldaer te jacht wesende" en "verteringen van enige ruiters gedaen op den 3e mert 1666 ende voor een ton bier op te 30e dito gelevert als de Fransen naer Breda trocken". Hij krijgt de schade ten bedrage van 17 gulden 10 stuivers 2 oort uit de dorpskas betaald (GAGR invnr 384 f88v).
Dat zijn herberg ook werd gebruikt voor allerlei vergaderingen van het dorpsbestuur, waarbij het eten en drinken voor rekening van het dorpsbestuur kwam, blijkt uit een rekening uit 1675, waarbij aan zijn weduwe f37,70 wordt betaald "over verteringen en gelagen in het begaen van de schouleijen calangeringe, optekenen van het hooftgeld te henne huijse gedaen" (GAGR invnr 423).
In 1669 werd Thomas in verband met zijn bezit van zestien bunder vijf lopensaat en negentien en een halve roede aangeslagen voor vijftien gulden en negentien stuivers voor grondbelasting. Hij was daarmee nummer 1 op de lijst van grondbezitters in Rijen. In 1672 blijkt Thomasz Adriaensz Houtepen een van de grootste coopbrouwers van Gilze en Rijen te zijn, die dus niet voor eigen consumptie, maar voor levering aan andere herbergen produceerde.
Derde generatie
Thomas en zijn echtgenote Cornelia Anna Andriesse Christianusdr. hadden vier zonen: Johan, Adriaen, Corstiaen en Bartel, en drie dochters: Theuntien/Antonet, Jenneken en Maeijken. die niet allemaal in Rijen zijn gebleven. Johan vertrekt naar Tilburg en bouwt daar een succesvol bestaan op, en Theuntien/Antonet gaat in Turnhout wonen, Bartholomeeus/Bartel (1634-1698), begint in Rijen succesvol een eigen brouwerij en herberg, dat na zijn overlijden door zijn weduwe en zijn zoon Cornelis, die op 13‑jarige leeftijd zijn vader verliest, wordt voortgezet. Adriaen Thomas (1631-1686) zet het bedrijf van zijn vader voort, daarbij waarschijnlijk geholpen door zijn broer Corstiaen (1629-1700), die als enige ongehuwd was.
Thomas en zijn echtgenote hebben reeds tijdens hun leven een verdeling gemaakt van hun nalatenschap middels een op 21 april 1671 opgemaakte schepenenakte. Na het overlijden van Thomas vindt er in 1684 een partiële verdeling plaats van een kavel grond en wordt de verdeling van de rest van de nalatenschap uiteindelijk pas op 20 februari 1691 bij de vestkamer in Breda vastgelegd (SAB V671 f87ev). De verdeling van de omvangrijke nalatenschap vond plaats tussen de drie zonen Corstiaen, Bartholomeeus, Johan, de twee kinderen (Thomas en Jenneken) van Adriaen (die tussen 1684 en 1686 is overleden), dochter Maeijken alsmede de kinderen van overleden dochters Anthonetta en Jenneken, waarbij Corstiaen en Bartholomeeus, het groot huis met de oude en nieuwe brouwerij aan de kerk in de Kerkstraat te Rijen verkregen. Aangezien Corstiaen geen kinderen had en de kinderen van Adriaen nog minderjarig waren toen hun vader overleed (Thomas was pas 10 jaar oud) heeft Corstiaen het bedrijf voorgezet, daarbij geholpen door de weduwe van Adriaen, Maria Adriaan Wouter Botermans, en haar zoon.
Als brouwer heeft Adriaen Thomas meermaals uit de dorpskas de kosten vergoed gekregen voor verteringen door ingekwartierde of op doortocht zijnde soldaten. In het boek “Rijen Ontstaan, Groei, Ontwikkeling” wordt onder verwijzing naar GAGR invnr 427 en 988 verhaald dat er in 1676 een regiment voetvolk met officieren te paard in en rond de huizen gelegerd was "rontom de kerck needer geslagen altesamen". De manschappen meenden "ten Rijen 4 a 5 tonnen bier te drincken". Vervolgens wordt gemeld dat de weduwe (?) Adriaen Thomas Houtepen toen een aantal officieren mee ten eten heeft genomen, terwijl er hooi werd verstrekt aan de voerlieden voor hun paarden. Haar zoon zou de groep vervolgens naar Chaam hebben gebracht. In 1714 betaalde hij 33 gulden bierimpost (belasting) op de omzet van het bier.
Vierde generatie
Op 3 september 1700 verkrijgt Thomas Adriaens (1676-1757), schepen te Gilze en Rijen, van zijn oom Corstiaen Thomas Houtepen, op dat moment circa 71 jaar oud onder meer de onverdeelde helft van het grote huis met de zuidelijke helft van de schuur, het oude en nieuwe brouwhuis met de daarbijbehorende brouwerij en gereedschappen, aan de Kerkstraat te Rijen, ter grootte van in totaal acht lopenzaat, onder de verplichting voor hem om zijn oom tot aan diens overlijden te verzorgen en na zijn overlijden voor zijn begrafenis te zorgen en aan de vijf broers en zussen van Corstiaen dan wel aan hun eventuele afstammelingen per staak ieder zes gulden uit te keren (SAB V672 f101). De andere onverdeelde helft verkrijgt Thomas na het overlijden van zijn moeder, Maria Adriaan Wouter Botermans, aangezien zij die namelijk op 22 oktober 1700 van de weduwe van Bartholomeeus had verkregen (SAB V672 f106v).
Uit het huwelijk van Thomas Adriaens en Dympna Elands worden vijf kinderen geboren. Zijn dochters Adriana Maria, Catharina Thomas en Jenneken Thomas trouwen, zijn zoon Petrus Thomas gaat studeren en wordt pastoor in Princenhage, en zijn jongste zoon Jan Thomas zet het brouwersbedrijf voort.
Vijfde generatie
Jan Thomas (1711-1763) trouwt in Rijen met Pieternella Wouter Stapels en probeert in tussen 1737 en 1744 in Bavel vaste voet aan de grond te krijgen, maar komt daarna terug naar Rijen. Blijkens een brief van zijn broer heeft hij last van zijn gezondheid, reden waarom zijn broer in 1743 aan de bisschop toestemming vraagt om exorcisme op hem te mogen toepassen. Pas na het overlijden van zijn weduwe wordt de nalatenschap op 7 februari 1783 verdeeld tussen zijn kinderen Peeter en Dingena alsmede Adriana, het dochtertje van Pieternel en Jan Boomaers.
Zesde generatie
Peter Josephus (1751-1841) verliest al op jonge leeftijd zijn vader; hij is dan nog maar 14 jaar oud. Zijn moeder zet de brouwerij met hulp van het personeel gewoon voort. Na zijn huwelijk met Maria Catharina Emmen betrekt hij het pand ernaast. Ook zijn kinderen blijven in ieder geval tot 1808 (daarna stopt de registratie van de gemaalgelden) thuis wonen. Op de bekende tekening van Maas van Altena van circa 1790 staat voor de kerk van Rijen het grote huis van de familie weergegeven.
In de dorpsrekening van 1796 staat vermeld: "betaald aan Peter Houtepen voor verteringen bij het planten van de vrijheidsboom te Rijen 34 gulden 12 stuivers". In het boek 'Rijen, ontstaan, groei, ontwikkeling' is vermeld dat in 1798 door Peter Houtepen voor het trakteren op vier vaten bier en het lossen van vreugdeschoten veertien gulden en achttien stuivers in rekening werd gebracht, terwijl er daags tevoren "de jonge dochters van den Rijen met het breijen der kransen" voor ruim twaalf gulden was gedronken. Als schepen diende hij in 1806 mede namens de zogenaamde aangelanders het verzoek in "om de straat omtrent de Roomsche kerk en Pastorijhuis zelfs met lindeheesters te beplanten" (Boek: Rijen, Ontstaan, groei, ontwikkeling). Waarschijnlijk werd dit verzoek mede gedaan in verband met het brouwen en verkopen van bier, aangezien zijn brouwerij naast de kerk lag. De schepenbank stemde evenwel in met dit verzoek echter "met de conditie dat de straat geensints daardoor mag benadeeld worden of dat zij hunne erven ter labeur niet verder mogen uijtbreiden" en er zou "altoos eenen breeden voetpad tuschen de beplanting en de gelabeurde erve moeten blijven en vrij van alle hindernissen".
Zevende generatie
Christoffel (1781-1868) trouwt in 1822 met Helena van Lommel. Uit hun huwelijk worden geen kinderen geboren. Bij de Volkstelling van 1826 staat vermeld dat Christoffel Houtepen en zijn echtgenote vier knechten, een meid en een kuiper in dienst hebben en dat ook zijn beide ouders op zijn adres staan geregistreerd (Register 3 fiche 3 nummer 321).
Aan het begin van de Belgische Opstand werd er tussen Gilze en Rijen een legerkamp ingericht, waar in de periode 1831-1839 ruim 13.000 militairen werden gelegerd. Uit diverse dagboeken bleek dat de militairen ook buiten het kamp hun vertier zochten en bij de herbergen in de omgeving gingen eten. Zo schreef ene Gerrit de Kempenaer, vrijwilliger bij de Rotterdamse Schutterij, dat hij toestemming had gekregen om “te Rijen, hetwelk op een kwartier uurs achter het kamp lag, bij zekeren Houtepen te gaan eten” (De Kempenaer, Het zonderlingste Jaar mijns levens). Toen Nederland in 1832 werd geteisterd door een uitbraak van cholera speelde Christoffel daar handig op in middels een advertentie voor zijn bier.
In 1833 vroeg Christoffel aan de opperbevelhebber van het leger te velde een pas voor zijn knecht om "zoo heen als terug naar Baarle te mogen rijden ter vervoering van bieren”. De commandant vroeg daarop inlichtingen bij de gemeente of het toch niet de bedoeling was om bier te smokkelen (GAGR invnr 1181 29‑06‑1833).
Na het overlijden van zijn vader in 1841 wordt zijn nalatenschap verdeeld, waarbij hij onder andere de brouwerij verkreeg. In 1843 was Bierbrouwerij "De Pen" de grootste van de vijf brouwerijen in de gemeente Rijen met een productie van 590 vaten per jaar met een geregelde afzet naar Holland (GAGR, invnr 1747). Christoffel besluit in 1844 om de brouwerij te verkopen; hij is dan 63 jaar oud en heeft geen kinderen of andere familieleden, die het bedrijf van hem zouden kunnen overnemen. Blijkens de advertentie in de krant realiseert hij zich dat daarmee een einde komt aan een lange periode dat het door hem verkochte vastgoed bezit is geweest van de familie Houtepen. Hij omschrijft het als volgt:
“een zeer groot SPACIEUS HUIS en BIERBROUWERIJ, met verdere daar annexe schuren, gebouwen, enz., alsmede 17 Bunders bouw- en weiland, gelegen aan de Kerk te Rijen (Provincie Noord-Braband) in de nabijheid van het Kampterrein en den Steenweg, zijnde de huizinge ruim en logeabel ingerigt zoowel voor logement als landbouw, voorts is de brouwerij voorzien van twee ketels, drie kuipen en alle verdere benoodigdheden pro rato, welke zoo een als andere affaire, sedert onheuchelijke jaren, tot heden met het meeste succes in dezelven is uitgeoefend”.
Voortzetting brouwerij door familie Brouwers
De bierbrouwerij werd in 1844 verkocht aan Jan Baptist Brouwers, die in 1848 een productie behaalde van 660 vaten, de oude brouwerij in 1852 afbrak en een nieuwe liet bouwen. Zijn zoon Sebastiaan Brouwers was zijn opvolger. Hij liet in 1881 een stoommachine plaatsen, die in 1894 werd vervangen door een petroleummotor. Gemiddeld werkten er vier knechten in de brouwerij. In 1883 had de brouwer een overeenkomst voor de levering van "vers drinkwater gedurende één dag ten behoeve van de troepen op bivak nabij Rijen, voor de prijs van 65 gulden".
De herberg van de familie Brouwers werd zowel bezocht door inwoners van Rijen als uit de omliggende plaatsen. Tijdens de kermis van 1855 was er een voorval dat de archieven haalde. Toen de Gilse veldwachter Godefridus van den Corput 's avonds tijdens zijn rondgang op de Rijense kermis een gerucht hoorde ging hij naar de herberg van Jan Baptist Brouwers naast de kerk. "Daar bevonden zich 8 à 10 beschonken personen woonachtig te Dongen en Oosterhout welke zich luidruchtig en ongeregeld gedroegen. Op aanmaning van de veldwachter om zich rustig te gedragen werd hij lastig gevallen door kloppen op zijn schouders en stoten tegen de borst, waardoor hij zich genoodzaakt voelde dien persoon naar buiten te verwijderen. Daarop bedreigde de overige onbekende personen de veldwachter zodanig dat hij door van zijn stok en sabel gebruik te maken zich van hen heeft kunnen ontdoen".
Brouwers overleed in 1924 en werd opgevolgd door zijn zoon Adrianus, die de brouwerij-activiteiten staakte en zijn bier voortaan bij De Drie Hoefijzers in Breda kocht. Het bedrijf (limonadefabriek en drankhandel) werd nog tot 1964 door de familie Brouwers beheerd. Daarna werd het brouwershuis verkocht aan De Drie Hoefijzers in Breda.
Verkoop aan de Rabobank
De Rabobank kocht het complex naast de kerk in 1979 van De Drie Hoefijzers om op die plaats een bankgebouw te realiseren. De eeuwenoude gebouwen werden afgebroken om plaats te maken voor een kantoorgebouw, dat in 1982 werd opgeleverd. Tijdens de sloop werd er nog een oude waterput uit de beginperiode van de brouwerij gevonden, die als aandenken op de hoek Mariastraat-Hoofdstraat is geplaatst.
Op deze put is een plaquette aangebracht met de tekst: DEZE WATERPUT DATEREND VAN 1630 IS AANGEBODEN DOOR DE RABOBANK TE RIJEN TER GELEGENHEID VAN DE OPENING VAN HAAR NIEUWE BANKGEBOUW 18 MAART 1982.
Transformatie in appartementencomplex
Door de digitalisering vindt het geldverkeer en de serviceverlening van banken tegenwoordig via internet plaats, en hebben veel banken hun vastgoed afgestoten. Bouwbedrijf Maas-Jacobs uit Zundert heeft het oude bankgebouw in 2017 gekocht, waarna TTO Sloop & Infra uit Rijen het voormalige Rabobank kantoor heeft gestript om het vervolgens in het kader van bouwproject ‘Bank’ onder architectuur van Bedaux de Brouwer uiteindelijk in 2018 en 2019 om te bouwen tot een appartementencomplex met zeven appartementen en twee commerciële ruimten, waarbij het huidige parkeerterrein met 52 plaatsen grotendeels behouden blijft. Volgens een artikel in BN de Stem zijn op het achterterrein nog negen grondgebonden seniorenwoningen voorzien, die uitkomen op het Kerkepad, waarbij gedacht wordt aan gelijkvloerse patiowoningen. Zo blijft er op deze bijzondere plek in Rijen toch nog voldoende leven in de brouwerij!