Eigen aardigheden
De uit Gilze geroofde kerkklok
Van 1805 tot 1943 geeft in de St. Petruskerk van Gilze een klok gehangen met het volgende randschrift:
"F.M.G. van Steensel, schout, A.Rullens, president // M. Mol, secretaris, P. Houtepen, I.B. van Loon, A. Ansems, I. Pijmans, I. van Alphen, J.B. van Dongen, scheepenen // V. Vlodrop, Predikant, I.F. Coomans, Pastor // Henricus Petit me fudit anno 1805".
De hier genoemde P. Houtepen betreft Petrus Josephus Houtepen, gedoopt op 15 juni 1751 te Rijen en op 89‑jarige leeftijd te Rijen overleden op 3 januari 1841. Peeter was naast bierbrouwer van 1796 tot 1798 en van 1801 tot 1808 schepen van Rijen en lid van de gemeenteraad van 1821 tot 1825.
Het dorpsbestuur van Gilze en Rijen sloot op 3 april 1805 met de klokkengieter Henricus Petit uit Aarle-Rixtel een overeenkomst om de oude Tiendklok van Gilze te vergieten, aangezien er in de winter van 1802 een barst in deze klok was ontstaan. Ondanks het feit dat het dorpsbestuur er op advies van een deskundige een stuk uit had laten nemen, werd de barst steeds groter, waardoor ook de klank van de klok steeds slechter werd. Drie jaar was het geluid zo slecht dat men de klok niet meer kon gebruiken. De oude Tiendklok was in 1709 gegoten door A. Jullien en had als opschrift:
Anna Juliana geboren Gravinne van Manderschijt, Blanckenheijm, Gerolstijn e.c. // Gerard van Beeck Raed Mijer ende rentmeester // 1709 // Engel Boone Schoutet tot Gilze // Abraham van Herk Pastor tot Gilze // Peeter van Pelt secretaris // Arnoldus Loiting Predickant tot Gilze.
Het dorpsbestuur besloot om de klok te vergieten tot een gewicht van 2524 pond. Jan de Zwart nam op 9 augustus 1805 de taak op zich om met de nodige touwen en gereedschappen de tiendklok veilig uit de toren te halen en haar er weer in terug te hangen. Adriaan Brouwers zou het vervoer van en naar de klokkengieterij verzorgen voor ƒ 31-0-0. De grote klok kreeg een diameter van 120 centimeter, een hoogte van 100 centimeter (met kop 115 centimeter) en een gewicht van 1070 kilogram. Ze kreeg de toon “F” en kostte de gemeente ƒ 1.275 en acht stuivers. Uiteindelijk bedroegen de totale kosten ƒ 1.457-10-0.
Op 21 juli 1942 verscheen “De metaalverordening van den Rijkscommissaris van 21 Juli 1942, n. 79”, waarbij Rijkscommissaris Seyss-Inquart de Nederlandse bevolking verplichtte om metalen voorwerpen aan te geven teneinde deze “ten gunste van het Rijk der Nederlanden” verbeurd te verklaren. Ook kerkklokken werden uitdrukkelijk genoemd. De klok werd op 5 februari 1943 door de Duitse bezettingsmacht gevorderd en werd naar Hamburg afgevoerd om daar te worden omgesmolten voor de wapenindustrie.
(Tiendklok: RAL Archieven Abdij van Thorn, inv, d’Hope nr 19235 en RANB Commissie van Breda inv.nr. 676; Grote klok: GAGR, inv.nr. 10 Resoluties 03-04-1805; inv.nr. 952 Bijlagen rekeningen 1805; inv.nr. 218 brief van A.J.C. Botermans 28-01-1943 in Collectie Haarbosch en Kalf, Monumenten (1912) blz. 239)