De Hr.Ms. Houtepen (M882)
De functie van mijnenvegers en mijnenjagers
Een mijnenveger is een vaartuig of helikopter uitgerust voor het opruimen van mijnen door de ankerkabel van verankerde mijnen door te snijden of op de zeebodem liggende invloedsmijnen bewust tot ontploffing te brengen. De manier waarop dit plaatsvindt is afhankelijk van het type mijn.
- Het vegen van verankerde contactmijnen kan geschieden met het zogenaamd oropesatuig, genoemd naar de Britse trawler Oropesa, die in de Eerste Wereldoorlog als eerste schip met dit tuig werd uitgerust. Het bestaat uit een speciale circa vierhonderd meter lange kabel, die vanaf het achterschip van de mijnenveger (of een helikopter) uitscheert door middel van een scheerbord. De kabel loopt op een ingestelde diepte en snijdt met behulp van ‘snijmessen’ (mechanische of explosieve) de ankerkabels van de mijnen door. De mijnlichamen drijven dan op en moeten verder met geweervuur onschadelijk worden gemaakt.
- Magnetische mijnen worden door de (goed gedemagnetiseerde) mijnenveger geveegd door een lusvormige elektrische kabel achter het schip te slepen en die te bekrachtigen met een stroom van enkele duizenden ampères. Het zo opgewekte magnetische veld moet de magnetische mijnen tot explosie brengen.
- Akoestische mijnen worden geveegd door een elektrisch aangedreven ‘hamer’ op veilige afstand achter de mijnenveger door het water te slepen.
- Het zoeken naar een veegtuig tegen drukmijnen heeft nog niet een alleszins bevredigend resultaat opgeleverd. Men gebruikt hiervoor wel speciaal geconstrueerde of omgebouwde koopvaardijschepen, die explosies kunnen weerstaan.
Het slimmer maken van mijnen door allerlei toevoegingen, zoals klokken die de mijn geruime tijd onwerkzaam houden en dan pas op actief stellen, en toestellen waarop men kan instellen bij de hoeveelste scheepspassage de mijn tot explosie zal komen, hebben doen zoeken naar een andere methode dan mijnenvegen om mijnen onschadelijk te maken. Hieruit is ontstaan het mijnenjagen.
Een mijnenjager is een vaartuig of helikopter bestemd voor het vernietigen van zeemijnen, waarbij elke mijn afzonderlijk eerst onder water wordt opgespoord. Het mijnenjagen is na de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld, omdat het een relatief veilige en effectieve manier is om moderne grond-invloedmijnen op te ruimen. Om zeker te stellen dat een zeegebied vrij is van dit soort mijnen, moet een gedetailleerde inspectie van de zeebodem plaatsvinden. Oorspronkelijk gebeurde dit met duikers; tegenwoordig met schepen of helikopters, speciaal uitgerust met akoestische, optische of magnetische opsporingsmiddelen. Een moderne mijnenjager beschikt in het algemeen over een sonarinstallatie voor het opsporen van op mijnen lijkende objecten en een op afstand bedienbaar, onbemand onderzeebootje, dat het object als mijn kan identificeren en deze door een springlading kan opruimen.
Naast de hoofdtaak tot het mijnenvrij houden van ondiepe wateren hadden de vaartuigen ook een ceremoniële functie. De Koninklijke Marine kon namelijk met deze vaartuigen iets doen dat met geen ander type op vergelijkbare wijze mogelijk was: deze jachten konden ook gebruikt worden voor binnenlands vlagvertoon, waarmee de Koninklijke Marine in staat was plaatsen in het binnenland te bezoeken tot ver stroomopwaarts van de grotere rivieren.
Voor het uitvoeren van hun 'normale' taken waren deze mijnenvegers gestationeerd in Hellevoetsluis (tot 1968), Vlissingen en Den Helder. Daarnaast hebben deze schepen ook een bijdrage geleverd aan diverse (NATO-)oefeningen. De mijnendienst en de onderzeedienst zijn overigens op 15 juli 2005 opgehouden te bestaan, nadat de vaandels van beide diensten in aparte ceremonieën zijn overgedragen door de commandanten aan de Commandant Zeemacht in Nederland (CZMNED), vice-admiraal (VADM) J.W. Kelder. De mijnendienst is in 1907 opgericht en zou dus in het jaar 2007 haar 100-jarig bestaan hebben gevierd. Het wapen van de mijnendienst heeft als wapenspreuk: "SIT MARE SECURUM", wat "opdat de zee veilig is" betekent.