Slot Bruheze
Overlijden van Verelst en enkele borgen leidt tot diverse bezettingen
Op 16 januari 1655 overlijdt Adriaen Verelst op Bruhese. Als vervolgens ook Adriaen van Asten, één van de drie borgen, overlijdt laten de erfgenamen van Adriaen van Asten, waaronder zijn echtgenote Agnes de Roij, en de andere twee borgen op 11 oktober 1657 beslag leggen op "alsulcken landerijen ende erffenisse dewelcke vers Adriaen Verelst in sijn leven schouteth van Alphen Baerle ende Chaem gecocht heeft van Jo(nke)r Jan van Ravenschot geen uijtgesondert met de huijsinghen daerop staende" (GA Turnhout, SOHT, f.12). Deze besetting wordt na de twee tweewekelijkse aankondigingen uiteindelijk op 23 november 1657 definitief. In de opgemaakte akte wordt vermeld dat het besetten wordt gedaan “tot guarande van de besetteren ende indemniteijt, spruijtende uijt seeckere borchtochte van sesthienduijsent gul(den)”. Door het wegvallen van twee belangrijke personen, die op zich mogelijk wel goed zouden zijn voor de betaling van rente en aflossingen, was de kans groter dat de schuldeiser de overige borgen zou aanspreken. In die context is het dan ook begrijpelijk dat de overige borgen een claim leggen op het vestgoed om inspraak te houden in het geval van een eventuele verkoop. Vervolgens komt ook meester Jan Adriaens alias Berbiers te overlijden, waarna ook mede ten behoeve van zijn kinderen “de novo” een besetting van het kasteeltje wordt opgenomen in het schepenenprotocol. Deze akte is echter niet van een datum voorzien (GA Turnhout, SOHT, f13v).
Lees hieronder meer over Slot Bruheze:
- Inleiding
- De gezamelijke verkrijging in 1642
- Overlijden van Verelst
- Verkoop gevolgd door een procedure
- De minnelijke schikking
- De financiering van de koopsom
- Het overlijden van Peeter Willem Verlegh
- Verkoop van het hof Bruheze
- De aflossing van de geldlening
- De verdere afwikkeling van de nalatenschappen