Slot Bruheze
De gezamenlijke verkrijging in 1642
Het kasteeltje is op 27 januari 1642 door Adriaen Verelst tezamen met Adriaen Henricx van Gilse, schepen in Baarle, in eigendom verkregen van Jonker Johan van Raveschot. Het kasteeltje was tot op die dag nog gezamenlijk eigendom van deze Johan en zijn broef Adolff van Raveschot. Op dezelfde dag waarop het goed door Johan aan Verelst en Van Gilse werd overgedragen, heeft Johan de onverdeelde helft van zijn broer in eigendom verkregen. Het kasteeltje wordt in beide akten omschreven als "seeckeren hoff off vervallen casteelken metter erven daertoe behoorende, onderlant, weijde ettc" (GA Turnhout, SOHT, f.93). In datzelfde jaar nog verkopen Adriaen Verelst en Adriaen Henricx van Gilse gezamenlijk een stuk grond ter grootte van driehonderzestig roeden.
Volgens een handschrift van pastoor van Herdergom, heeft Verelst het huis wederom "vanuit zijn ruinen en water met torens opgebouwd" (Gens Nostra 1993 p.118: Archief Bisdom Breda, portefeuille Baarle, no. 22). Verelst heeft, waarschijnlijk om deze verbouwing te bekostigen, op 17 augustus 1647 zestienduizend gulden (ƒ16.000,00) geleend van Sr. Peeter van Beeck, meijer en ritmeester van de abdis van Thorn, voor de terugbetaling van welk bedrag Sr Adriaen van Asten, Adriaen Hendricx van Gilse en Jan Adriaenssen alias Berbiers zich borg hebben gesteld (GA Turnhout, SOHT, f.12 en f.15).
Lees hieronder meer over Slot Bruheze:
- Inleiding
- De gezamelijke verkrijging in 1642
- Overlijden van Verelst
- Verkoop gevolgd door een procedure
- De minnelijke schikking
- De financiering van de koopsom
- Het overlijden van Peeter Willem Verlegh
- Verkoop van het hof Bruheze
- De aflossing van de geldlening
- De verdere afwikkeling van de nalatenschappen